zelfstandig naamwoord


meervoud
de stoel - stoelen
de tafel -
het kind -
de bus -
de god -
het blad - of
de jongen -
het meisje -
de man -
de maan -
de kop -
de poot -
de god -
het raam -
de zus -
de broer -
de naam -
het boek -
het schrift -
het dier -
de hand -
het been -
de voet -
de teen -
de vinger -
de duim -
de pink -
de elleboog -
het hart -
het oog -
de neus -
de wang -
de lip -
de hiel -
het lokaal -
de vogel -
de poes -
de kat -



tegenstellingen
man - vrouw
omhoog -
donker -
zwaar -
oost -
samen -
aan -
onder -
beneden -
plafond -
alles -
weggaan -
achter -